De afgelopen week heb ik de Nijmeegse vierdaagse gelopen. Voor wie het niet kent: een wandeltocht waarbij je vier dagen achter elkaar 30, 40 of 50 km in de omgeving van Nijmegen wandelt. Samen met de bijbehorende vierdaagsefeesten is dit het grootste evenement dat mijn stad heeft. Welke afstand je moet lopen om een medaille te krijgen is afhankelijk van je leeftijd en geslacht. In mijn geval is het 40 km, maar mijn wandelmaatje, een jongen, moest 50 km.
Dag 1 – de dag van Elst
Ik lig rond half 10 ’s avonds op bed en sta rond 5 uur op. Mijn vriend daarentegen is net voor ik ging slapen naar de stad gegaan en komt rond half 6 ’s ochtends thuis van het uitgaan. Met een groep hebben ze mijn wandelmaatje uitgezwaaid, die om 04.00 startte. Om 06.15 is het dringen voor de start, maar na een kwartiertje kom ik erdoorheen. Helaas is het daarna niet veel rustiger en kan ik pas als we uit de stad zijn mijn eigen tempo wandelen. Het wandelen gaat prima, en omdat mijn wandelmaatje een flinke voorsprong heeft (de 50 vertrekt om 04.00) loop ik vrijwel zonder pauze door tot het samenvoegpunt van onze routes in Arnhem Zuid.
Het tweede stuk van de route valt me zwaar. Ik zou eigenlijk de 50 lopen, en had daar ook voor getraind, maar liep tijdens de allerlaatste training een teen-blessure op. Ja, ik heb het ook niet verzonnen. Zo’n 12 km voor het einde is de laatste medische post van de dag, en ik besluit toch even met mijn blessure binnen te lopen. Mijn voet wordt gemasseerd (voor het eerst ooit dat ik een professionele massage krijg!) en daarna loop ik weer iets fijner.
Het laatste stuk van de eerste dag is een hele lange dijk langs de Waal. Je ziet Nijmegen in de verte al liggen maar moet stiekem nog een heel eind. De brandende zon en de drukte maken het een zwaar stuk. Jaren geleden, tijdens mijn eerste vierdaagse, regende het die dag. Ik weet niet wat vervelender is. Tegen de tijd dat we Nijmegen binnenlopen loop ik niet echt soepel meer, mijn teen speelt weer op. Ik hoor iemand in het publiek over mij zeggen `oeh, nu al zo lopen, en ze moet nog 3 dagen’. Ik voel me gefrustreerd, want heb vaak zat stukken langer dan 40 km gelopen zonder ergens last van te hebben.
Thuis neem ik, op aanraden van de sportmasseur, een koud voetenbad. Ik leg mijn benen hoog, maar het helpt allemaal niet veel. De pijn en de stijfheid in mijn spieren gaan niet echt weg. En ik moet nog 3 dagen.
Dag 2 – de dag van Wijchen
De eerste 10 km vallen me zwaar. Pas na 10 km zijn we eindelijk Nijmegen uit, en dat voelt zo alsof je nog helemaal niet ver bent gekomen. Ik pak voor het eerst mijn mp3 speler erbij, om me er een beetje doorheen te slepen. Na mijn rustpauze wacht ik tot er een groep zingende militairen voorbijloopt, zodat ik daar achteraan kan haken. Marsliedjes zingen tijdens het wandelen helpt ontzettend om je voeten te vergeten. Op sleeptouw bij de groep militairen haal ik het tot Wijchen, maar makkelijk ging het niet.
Bij de eerste medische post besluit ik toch maar weer te stoppen, al kost het tijd. De wachttijd voor blaren prikken is dik twee uur (!) en die voor medische behandeling ruim een uur. Gelukkig blijkt de wachttijd voor sportmassage maar een klein half uurtje te zijn. Ik krijg een blinde masseuse, en zij kan me ook uitleggen wat ik verkeerd deed met mijn tenen, zodat ik dezelfde blessure niet nog eens ga oplopen en weet welke tegenbeweging ik hiervoor kan maken.
Op sleeptouw van een groep zingende Engelse girl scouts red ik het tot het samenvoegpunt met de 50. We lopen door het centrum van Wijchen, waar het feest is. Dat helpt, de muziek en de vrolijke mensen doen veel voor me. Het weer is vandaag ook fijner, het is lichtbewolkt en lang niet zo warm als de vorige dag. Even later pauzeren we om te eten, en als we opstaan zijn mijn kuiten verzuurd. Ik loop weg met zo’n 2 km per uur, na 10 minuten heb ik het eruitgelopen en wandelen we weer op normaal tempo. Tegen de tijd dat we in Beuningen aankomen is het eindelijk middag – het is zo raar om nog `goedemorgen’ te horen als je al ruim 6 uur onderweg bent. Ook in Beuningen is het feest, en blijkbaar kan ik nog best wandelend de macarena meedansen.
Het laatste stuk van de dag is echt afzien. Iedere keer als we even gestopt zijn, al is het alleen voor een toiletbezoek, verzuren mijn kuiten, en inmiddels krijg ik het er niet meer uitgelopen. Aan de rand van Nijmegen wissel ik mijn wandelschoenen voor wandelsandalen, dat had ik ooit als tip gekregen en ik wil het uitproberen. Helaas loopt het niet fijner, zelfs iets slechter, maar ik heb geen zin om te stoppen en mijn opgezwollen voeten weer terug in de wandelschoenen proberen te dwingen. Ik loop langzaam, word aan alle kanten ingehaald. Vaak lopen mensen een klein stukje naast me en vragen ze me of het nog wel gaat. Of ik een arm nodig heb. Strompelend kom ik over de finish. De mensen waar ik elke dag mijn controlekaart inlever zeggen `tot morgen’, maar ik geloof er niet in. Als ik dat zeg antwoorden ze: `Tuurlijk wel. We zien je morgen, en daarmee uit.’
Op de fiets naar huis barst ik in huilen uit. Alles doet pijn en ik ben ervan overtuigd dat ik morgen uit ga vallen. De derde dag, met de zevenheuvelenweg, staat bekend als de zwaarste. Eenmaal thuis blijk ik aan de 4 km op sandalen ook nog een blaar overgehouden te hebben. Mijn geblesseerde teen is opgezwollen en mijn kuiten voelen alsof ze nooit meer zullen ontspannen. Ik maak me ook zorgen om de zwelling en de blessure – wat als ik iets in mijn voet blijvend beschadig? – en sta op het punt om mijn wandelmaatje te bellen dat ik morgen niet meer van start ga. Vriendlief stuurt me naar de medische post. Daar wordt naar mijn voet gekeken, en de verpleegkundige verzekert me dat de zwelling erger voelt dan dat het is, niets met de blessure te maken heeft en dat de pijn misschien inconvenient is maar zeker niet gevaarlijk om mee door te lopen. Fuck, en ik hoopte nog zo dat ze me zouden verbieden om morgen te starten, dan hoefde ik dat niet zelf te beslissen.
Thuis aangekomen besef ik me dat de blaar pijn doet bij het lopen. Via facebook weet ik aan pleister-tape te komen en op een provosorische manier prik ik hem zelf. Vriendje masseert mijn kuiten met tijgerbalsem, en dat werkt ook wel aardig. Ik ga slapen met het idee dat ik in ieder geval moet starten en daarna wel verder zie. Bovendien hebben mijn zusje en twee vrienden beloofd om vlak na de start te staan om me uit te zwaaien, en dan kan ik moeilijk niet op komen dagen.
Dag 3 – de dag van Groesbeek
Wonder boven wonder loop ik fluitend weg. Tijdens het ontbijt heb ik een pak ijs op mijn opgezwollen tenen gelegd, en na het ontbijt heeft mijn vriendje, half slapend, mijn rechterkuit nog eens met tijgerbalsem ingesmeerd. Ik kan het nauwelijks geloven, maar eigenlijk voel ik vanaf de eerste stappen aan dat ik echt niet ga uitvallen vandaag. Mijn zusje loopt driehonderd meter met me op en een kilometer verder staan mijn vrienden. De ene is net op en de andere is nog net wakker na het uitgaan, een grappige combinatie, want allebei staan ze te stuiteren van de energie. `Je ziet er goed uit!’ en zo voel ik me ook.
In Malden staat mijn moeder langs de kant met een Zeeuwse bolus – hmmmm. Ik laat mijn trainingsbroek en shirt met lange mouwen bij haar achter. Mijn sandalen zijn deze dag ook niet meer mee, dus mijn tas is lichter dan ooit. Ik krijg energie van het feit dat het zo goed gaat en loop iedereen voorbij. Voor het eerst kom ik eerder bij het samenvoegpunt aan dan mijn wandelmaatje, en ik vier het met een frietje en een koude cola. Het is weer heet en warm, zout eten gaat er een stuk beter in dan de broodjes in mijn tas. De tas is trouwens super – in het tweede flesje water drijft rond het middaguur nog steeds ijs.
In breedeweg voegt een oud-studiegenootje zich bij ons, en mijn wandelmaatje heeft al de hele dag een vriend uit Limburg bij zich, dus we zijn met zijn vieren. Er worden marsliedjes bijgepakt en al zingend vliegen we over de zeven heuvels heen. Door de volle zangstem van het studiegenootje gaan mensen voor ons aan de kant alsof ze een peleton militairen verwachten – ideaal! Ik weet dat als ik vandaag haal, ik de vierdaagse helemaal kan uitlopen, want uitvallen op de vierde dag ga ik niet doen. Ik denk dus niet aan morgen en concentreer me op vandaag uitlopen. Vrienden smsen hoe het gaat en ik sms terug `I’m walking on sunshine’, want zo voelt het.
Op de laatste 8 km wordt de dag toch nog zwaar. Het was eigenlijk niet zo slim dat we zonder pauze vanaf het samenvoegpunt tot Nijmegen doorlopen, maar op het moment dat we ons dat beseffen zijn we al zo dicht bij mijn huis (waar we sowieso zouden stoppen) dat we toch doorlopen. We lopen Nijmegen in langs het klooster waar ik woon, en daar staat vriendje met een bak komkommers en Janneke met een verse fruitsmoothie – hmmmm. Na die pauze hobbel ik het laatste stukje heuvelaf met zere voeten en verzuurde kuiten. Gelukkig is het niet ver meer. De mensen van de controlekaarten zeggen `Zie je wel!’ en ik ben blij dat ze gelijk hebben gekregen. Voor mijn gevoel heb ik de vierdaagse al gehaald. Wat een wonder, dat mijn voeten (incl. blaar) het vandaag beter deden dan gister.
Thuis aangekomen blijkt de blaar drie keer zo groot te zijn geworden – maar gelukkig is hij naar de zijkant van mijn voet verschoven, dus ik kan er nog op lopen. Ik spreek met de blaar af dat hij best morgen weer groter mag worden, zolang hij aan de zijkant van mijn voet blijft.
Dag 4 – de dag van Cuijk
De laatste dag alweer. Ik Bij de start staan mensen te grappen `Wat moeten we nou, als we morgen weer rond 4 uur wakken worden?’ `Rondje om het huis heen lopen en weer naar bed’. Als ik er na anderhalf uur een beetje doorheen zit raak ik aan de praat met iemand, en kletsend met hem en zijn wandelmaatje loop ik tot Overasselt zonder mijn voeten nog te voelen. Zo grappig, wat afleiding met je doet. In Overasselt stop ik voor het eerst en mijn kuiten verzuren gelijk. Dat belooft wat voor de rest van de dag. Na Overasselt lopen we een heel stuk over de dijk langs de Maas, wederom in de volle zon. Op de vierde dag lopen we ruim 42 km, en na dagen van 39 km betekent dat dat elk bordje met `nog x kilometer’ een teleurstelling is, want voor mijn gevoel was ik al verder.
Tegen de tijd dat ik bijna bij Cuijk ben, waar het samenvoegpunt ook is, ben ik flauw van de honger. Ik besef me dat ik al dik 20 km heb gelopen met (op het ontbijt thuis na) niets anders dan een kopje soep, een ijsje en een half broodje als brandstof. Maar het brood krijg ik niet door mijn keel met de hitte. Ik wil eigenlijk niet stoppen (mijn wandelmaatje zit al een kwartier bij het samenvoegpunt), maar als ik de pastakraam zie staan loop ik er toch naartoe. Ik ben die ochtend vergeten mijn contante geld aan te vullen en blijk niet genoeg te hebben. Normaal hebben ze wel een pinapparaat, maar die heeft te weinig bereik. `Wat had je willen hebben?’ vragen de mensen van de kraam. `Weet je wat meis, volgens mij ben jij wel te vertrouwen. We geven je een kaartje mee met ons rekeningnummer en dan betaal je later maar.’ Ik kan mijn geluk niet op. Het bakje pasta is heerlijk en ik word zo blij van het vertrouwen dat ik krijg. Helemaal opgepept loop ik verder.
Ook in Cuijk is het feest, en dat loopt lekker. Normaal ben ik niet zo van de doef-doef-doef muziek, maar als je wandelt is alles met een flinke bas heerlijk. In Cuijk haakt ook het studiegenootje weer aan, en zingend komen we in Mook aan. Vanaf daar lopen we op de rijksweg, die in Nijmegen overgaat in de Via Gladiola (het ere-stukje, de laatste paar kilometer). Al de hele dag wordt er druk met 5 groepen mensen heen en weer gesmst – hoe laat verwacht je er te zijn, wanneer moeten we klaarstaan, waar zijn jullie inmiddels?
Ik loop absoluut niet gemakkelijk meer, mijn kuiten zijn niet meer losgekomen. Eerst moeten mijn wandelmaatjes inhouden voor mij, maar als we aanhaken bij wat soldaten verbazen ze zich over het tempo dat ik blijkbaar stiekem toch nog kan. Het is zo grappig hoe dat werkt, op de een of andere manier gaat lopen makkelijker als je met een hele groep in de pas loopt. De voorste soldaat, een meisje van mijn leeftijd, draagt de vlag. `Isn’t it heavy?’ ja, hij is erg zwaar, en nee, ze wisselen niet af, zij heeft hem al drie dagen. Wat een bikkel. Ik besluit dat mijn verzuurde kuiten wel meevallen.
In Malden krijgen we beschuit met aardbeien van mijn ouders en de eerste gladiool – er is een hele bos, maar gladiolen zijn zwaar dus ik neem er maar een mee. De laatste kilometers zijn afzien, en als we eindelijk bij het eerste groepje op de Via Gladiola zijn (vrienden van natuurkunde, inclusief mijn vriendje en de vriendin van mijn wandelmaatje) val ik ze huilend in de armen. Niet van verdriet, maar gewoon van opluchting, dat ik het gehaald heb tot hier. Sinds dag 3 wist ik dat wel, maar op dag 2 geloofde ik het niet meer en die spanning komt er nu uit. Ik krijg meer bloemen en snoep, en de vriendin van mijn wandelmaatje biedt aan mijn tas over te nemen, ze loopt toch met ons mee tot de finish. Ik wil hem graag zelf dragen, met de gladiolen eraan vast, maar vind het meelopen tot de finish een goed idee en vraag mijn vriendje hetzelfde te doen.
Die laatste kilometer komen we de andere 3 groepjes toeschouwers tegen. Ik loop steunend op de arm van mijn vriend, en iedereen roept `Nog heel even meissie, je bent er bijna, je kan het’. Bij de laatste bocht neemt mijn wandelmaatje mijn andere arm, en met zijn vieren lopen we arm in arm de finish over.
Eenmaal thuis zorgt Janneke voor me – ik krijg een voetenbadje, eten en drinken en hoef niet op te staan. Mijn vriend moest nog teruglopen en zijn fiets ophalen enzo. Aan het eind van de middag masseert hij mijn benen weer met tijgerbalsem, en opeens barst ik van de energie. Voor ik het weet hebben we samen het huis opgeruimd, heb ik me omgekleed, en loop ik alweer een uur rond. Ik strompel nog wel een beetje, maar vergeleken met de voorgaande dagen is het super. Het enige want ik dan deed als ik thuiskwam is op de bank liggen, na het eten naar boven strompelen en dan op bed liggen.
Het eten dat over was van gister blijkt niet meer goed te zijn en we bestellen pizza. Mijn ouders komen de rest van de gladiolen en allerlei achtergelaten spullen brengen. Ik heb mijn medaille opgespeld en glim van trots. De hele avond heb ik een brede glimlach die ik niet van mijn gezicht af krijg. Als we de pizza op hebben barst ik nog steeds van de energie en we besluiten naar de stad te fietsen waar een vriendin, die donderdag speciaal voor mij vroeg is opgestaan en me die middag ook heeft binnengehaald, een paaldansoptreden heeft. Ze is helemaal blij verrast dat ik er ben en omdat ik nog steeds energie heb besluiten we door te gaan naar cafe Samson, waar we aansluiten bij een hele groep studiegenootjes die ons ’s middags binnenhaalde. Ook mijn wandelmaatje is daar. In de stad zie ik veel mensen met de vierdaagsemedialle opgespeld, blijkbaar ben ik niet de enige loper die een energiekick heeft.
We hebben het over de vierdaagse, en als studiegenootjes het erover hebben volgend jaar misschien wel te willen gaan lopen hoor ik mezelf zeggen dat ik dan misschien ook wel weer meeloop. Ik voel me zo heerlijk, dat gevoel van die glimlach die je niet van je gezicht af krijgt is geweldig. Terwijl ik de halve vierdaagse gedacht heb `Waar ben ik aan begonnen, het doet zo’n pijn, dit nooit weer’. Ik neem een speciaalbiertje en raak er ongeveer dronken van. Het is dan ook al ver na mijn vierdaagse-bedtijd. Helemaal tevreden en een klein beetje draaierig ga ik slapen.